Ironie is spottend en niet altijd vriendelijk bedoeld, maar ook niet ernstig. Het is een milde vorm van spot. Er wordt het tegenovergestelde verteld dan wordt bedoeld. Zowel de zender als de ontvanger moet begrijpen dat het tegenovergesteld bedoeld wordt. De intonatie en mimiek en de context zijn belangrijk. Ironie zit tussen objectief en subjectief in. Daarom is het minder toegankelijk. Het effect komt van ambiguïteit. Vaak gebruikt in titels van artikelen, om interesse op te wekken. Er zijn 2 vormen, verbaal en situationeel. De bedenker van een ironie spot met een situatie, onderwerp of zichzelf, zelfspot. De zelfspot komt niet altijd bewust. Veel overdrijving, hyperbool, tegenovergesteld: litotes, of understatement. Antifrase is omgekeerd bedoeld. Voorbeeld van hyperbool: Ik sterf van de honger. Litotes: Ik ben niet vies van chocola. Understatement: (Bij onvoldoende op toets) Ik heb maar een paar foutjes gemaakt. Situationele ironie bestaat uit een personage met minder kennis dan een andere personage.
Kenmerken zijn: duidelijk slachtoffer, niet kwetsend, spiegelend effect, tegenovergesteld bedoeld van wat wordt gezegd.
Opdracht 12: Maak een ironische beschrijving van je huis.
Ik woon in een prachtige verhuisdoos ergens in een steegje in het oosten van Zutphen. De linkerhoek is de wc en ik slaap in de rechterhoek. Mijn buren zijn henk en Mark die af en toe bij mij langs komen, om rioolwater te drinken, of om geld te stelen wat ik het gestolen van random mensen op straat.
Maak jouw eigen website met JouwWeb